Yad Vashem onderscheidingen uitgereikt
Vier families uit Brunssum hebben postuum de Yad Vashem onderscheiding gekregen. Dat is een hoge Israëlische onderscheiding voor mensen die in de Tweede Wereldoorlog, met gevaar voor eigen leven, Joodse burgers hebben gered.
De onderscheidingen werden donderdag in het bestuurscentrum in Brunssum uitgereikt door Assaf Mor, cultureel attache van de Ambassade van Israel. De nabestaanden kregen een oorkonde en medaille, en mogen de eretitel Rechtvaardige onder de Volkeren dragen. Ook worden hun namen gebeiteld in de eremuur van het Yad Vashem Instituut in Jeruzalem.
Hieronder volgt een deel van de verhalen, waarop de aanvraag voor deze postume onderscheidingen is gebaseerd:
de heer Wilhelm Vernhout en mevrouw Bastiana Vernhout-Stegeman
de heer Paulus de Boer en mevrouw Joukje de Boer-Toonstra
Na zijn artsexamen in 1933 in Leiden vestigde Herman de la Parra zich als gemeentearts in Drenthe. In 1935 trouwde hij met Willy Benjamins. In 1936 en 1937 werden hun dochtertjes Els en Mieke geboren.
Toen duidelijk werd dat een oorlog met Duitsland onvermijdelijk was, kondigde de Nederlandse regering eind augustus 1939 de algehele mobilisatie af. Ook Herman werd opgeroepen om als officier van gezondheid in het Nederlandse leger te dienen. Zijn praktijk werd door een andere arts waargenomen. Er ontstond een relatie tussen Willy en de waarnemer en dat leidde tot een echtscheiding van de ouders van Els en Mieke. Samen met hun moeder verhuisden ze daarna naar hun oma op de Stadionweg in Amsterdam. Bij een inval in die woning werd hun moeder Willy opgepakt en naar Westerbork gestuurd. De twee meisjes zaten in een kamertje waar de Duitsers/SS bij toeval niet gezocht hadden. Direct werd besloten om een onderduikadres voor hen te zoeken. Na twee nachten doorgebracht te hebben bij onbekende mensen van het verzet werden ze door een andere onbekende verzetsman naar Brunssum gebracht. Mieke kwam bij het echtpaar de Boer en Els bij het echtpaar Vernhout.
Midden in de zomer 1943 werd Els opgenomen in het gezin van Wilhelm en Bastiana Vernhout met hun twee jonge kinderen en de derde op komst. Els schreef aan Yad Vashem dat ze aan die tijd eigenlijk alleen maar goede herinneringen heeft. Ze werd Hermientje genoemd omdat er al een Els in de familie was. Ze ging gewoon naar school en speelde met haar jongere onderduikzusjes, die jaloers waren dat zij al bij de lichtknopjes kon komen. Aan de buitenwereld werd geen verklaring voor haar verblijf gegeven met het idee ‘hoe minder men wist hoe beter’. Waarschijnlijk dacht men dat Els familie was van tante Bab, zoals ze haar onderduikmoeder noemde. Beiden hadden hele donkere ogen. Als er gevaar dreigde werd Els tijdelijk bij de moeder van Wilhelm ondergebracht waar ze ook liefdevol werd opgenomen.
Volgens hun dochter Adri was het motief van haar ouders om in oorlogstijd een Joods meisje in huis te nemen puur medemenselijkheid.
Paulus de Boer wilde tijdens de oorlog een kind adopteren. Eerst wilde hij een kind uit het weeshuis in Den Haag nemen. Maar toen vroeg een achterbuurman of hij bereid zou zijn om een Joods kind in huis te nemen. Volgens zijn dochter Stijntje zei hij toen: “Die kinderen in dat weeshuis zitten veilig en hebben te eten maar dat Jodenmeisje niet, dus nemen we die.” Om Mieke op haar gemak te stellen nam Paulus haar de volgende dag al mee naar een boer die NSB’er was om er een konijntje uit te zoeken. “Ik ga meteen naar het hol van de leeuw en stel haar daar voor als het aangenomen kind Mieke Hagenaar uit Den Haag.” Een keer versprak Mieke zich en vertelde haar echte naam aan een buurman die politieagent was, gelukkig een goede. Hij ging naar Paulus de Boer en zei: “Dat is een Joods kind dat je daar hebt, geef nou maar toe, dan kan ik je waarschuwen als er iets is”. Het was dus erg gevaarlijk voor de familie de Boer. Dochter Stijntje vertelde dat haar vader had gezegd: “Als ze aan dat kind komen dan komen ze aan mij - over mijn lijk.” Ook Mieke ging naar de openbare school. Als er inspectie kwam om te kijken of er Joodse kinderen in de klas zaten ging het hoofd van de school, de heer Maris met deze kinderen wandelen.
De onderduik van de twee zusjes Els en Mieke eindigde eind december 1943. Ze werden opgehaald door de zus van hun moeder Willy, tante Eline. Deze was getrouwd met de niet-joodse Harry Huetinck. Harry had een Duitse soldaat omgekocht en daarmee hun moeder en nog een groot aantal familieleden een niet-jood verklaring bezorgd (een zogenaamde Calmeyer-sper). Willy wist vervolgens ook in Westerbork de kampcommandant Gemmeke ervan te overtuigen dat ze niet Joods was. Zo kwam ze vrij en kon ze met haar beide dochtertjes weer bij haar moeder in Amsterdam gaan wonen. Gelukkig had ze bij haar gevangenneming en tijdens haar verblijf in Westerbork niet gezegd dat ze twee dochtertjes had. Daarom is er nooit naar de meisjes gezocht. De vader van Els en Mieke heeft de oorlog niet overleefd. Hij is al in oktober 1942 in het Oostenrijkse strafkamp Mauthausen overleden.
Wilhelm en Bastiana Vernhout-Stegeman en Paulus en Joukje de Boer-Toonstra hebben met gevaar voor eigen leven en dat van hun gezin het leven gered van Els en Mieke de la Parra. Daarvoor worden zij geëerd met de Yad Vashem-onderscheiding ‘Rechtvaardigen onder de Volkeren’. Hun namen staan voor altijd gebeiteld in de Eremuur van Yad Vashem in Jeruzalem.
De onderscheiding voor Wilhelm en Bastiana Vernhout werd in ontvangst genomen door hun dochter Els Vernhout.
De onderscheiding voor Paulus en Joukje de Boer werd in ontvangst genomen door hun kleinzoon Bart de Heer.
de heer Hendrik van Kammen en
mevrouw Henrica van Kammen-Dalmaijer
Op 10 mei 1940 vielen Duitse troepen Nederland binnen. Tien dagen later capituleerde het Nederlandse leger. Men raakte al snel aan de Duitse bezetting gewend en het gewone leven ging weer zijn gangetje. Maar niet voor iedereen. Met name Joodse burgers werden getroffen door allerlei maatregelen die de Duitsers hun oplegden. Ze moesten hun geld en bezittingen inleveren, ze raakten hun banen kwijt, ze mochten niet meer in het openbaar vervoer of in parken en hun winkels werden gesloten. Met andere woorden, ze verloren al hun rechten. Ze moesten vanaf eind april 1942 een ster op hun kleding dragen en ze kregen een oproep om zich te melden voor het kamp Westerbork. Vandaar werden ze op transport gesteld naar zogenaamde werkkampen in Duitsland en Polen, zogenaamd om er te werken, maar in werkelijkheid werden ze in deze vernietigingskampen vermoord. Natuurlijk probeerden veel Joden hieraan te ontsnappen door zo mogelijk onder te duiken, maar dat was niet makkelijk. Want wie Joden onderdak bood kon zelf in de concentratiekampen terechtkomen.
Ook de toen 20-jarige Cecilia Zeelander kreeg in haar woonplaats Amsterdam zo’n oproep. Ze vertelde haar vader dat ze daar geen gehoor aan wilde geven en dat ze probeerde om te gaan onderduiken. Haar vader was het daar niet mee eens. Het is een deportatie naar werkkampen en van werken gaat niemand dood, had hij gezegd. Het lukte Cecilia niet om tijdig een onderduikadres te vinden. Ze werd aangehouden en naar de Hollandsche Schouwburg gebracht, vanwaar vele duizenden Joden naar Westerbork en verder werden gedeporteerd. Het bijzondere van de Hollandsche Schouwburg was de crèche aan de overkant van de straat. Daar werden de Joodse kinderen overdag ondergebracht en verzorgd. Het is met name aan de NV-verzetsgroep te danken dat vele kinderen uit de crèche werden gehaald en konden onderduiken in Limburg. Het lukte Cecilia om als vrijwilligster op de crèche te mogen werken, waarmee zij hoopte aan deportatie te ontkomen. Toen echter het laatste transport op punt van vertrekken stond, besefte ze dat ze er niet meer aan kon ontsnappen. Ten einde raad verstopte ze zich onder het vuile wasgoed in de wasruimte. Toen de mensen van de ondergrondse veel later de deuren van het verlaten gebouw openbraken, ontdekten ze haar.
Cecilia werd naar de stad Heerlen in Limburg gebracht, naar het echtpaar Henk en Riek van Kammen met hun twee jonge kinderen. Zij werd er verborgen op de zolderkamer en er was niemand die wist van haar aanwezigheid in het huis. Zelfs de ouders van Henk en Riek hoorden pas na de oorlog van haar verblijf. Door haar verblijf in de Hollandsche Schouwburg en de wasruimte was Cecilia vies en leed ze aan huidziekten. Ook Riek werd ermee besmet, maar door juiste medicatie genazen ze snel. Cecilia was afgestudeerd aan de vakschool voor meisjes. Ze leerde Riek kleding voor de kinderen te maken en ze hielp haar in het huishouden. Ze voelde zich heel veilig en prettig in hun huis.
Na de bevrijding bleek dat niemand van Cecilia’s familie de oorlog had overleefd. Ze bleef nog een tijdje bij Henk en Riek wonen. Later woonde ze nog bij een Joodse familie tot ze naar Israël emigreerde en daar haar eigen gezin stichtte.
Henk en Riek van Kammen hebben met gevaar van eigen leven en dat van hun kinderen het leven gered van Cecilia Zeelander. Daarvoor worden zij geëerd met de Yad Vashem-onderscheiding ‘Rechtvaardigen onder de Volkeren’. Hun namen staan voor altijd gebeiteld in de Eremuur van Yad Vashem in Jeruzalem.
De onderscheiding werd in ontvangst genomen door hun kleindochter Saskia Busman.
de heer Alex Micheels en
mevrouw Anna Maria Elisabeth Josephina Micheels
Max Arian werd op 16 maart 1940 geboren in Amsterdam. Slechts enkele maanden voor de nazi’s Nederland zouden bezetten.
Vader Arnold Arian raakte in februari 1941 tijdens een gevecht met Nederlandse fascisten gewond en werd in januari 1942 gearresteerd. Een half jaar later werd hij naar Auschwitz gedeporteerd waar hij op 14 augustus 1942 werd vermoord. Moeder Rebecca Arian-Witteboon werd meerdere malen gepakt, maar wist iedere keer weer te ontkomen. In augustus 1943 kwam zij in de Hollandsche Schouwburg in Amsterdam terecht. Ze was in staat een briefje naar buiten te smokkelen met het verzoek aan haar zwager om kleine Max naar een veilige plaats te brengen. Deze wist dat vanuit de crèche tegenover de Hollandsche Schouwburg kinderen naar buiten werden gesmokkeld en naar onderduikadressen gebracht. Dus hij bracht de jongen daar naartoe. Veel kinderen werden door de verzetsgroep van Joop Woortman oftewel de ‘NV-groep’ naar veilige adressen in Friesland en Limburg gebracht.
Max kwam na enkele tijdelijke onderduikadressen bij de familie Micheels aan de Staringstraat 89 in Heerlen. Hier werd hij met liefde ontvangen in het gezin van Alex en Lies Micheels, door Max Oom Al en Tante Lies genoemd. Ook de twee kinderen van Alex en Lies waren blij met de komst van het jongere ‘broertje’. Zoon Ed was met zijn 15 jaar al aan zijn eerste baan begonnen. Hij had aangedrongen om een baby in huis te nemen, maar was uiteindelijk heel tevreden met de driejarige Max. Dochter Fien, die tien jaar ouder was dan Max, beschouwde hem als een levende pop waar zij voor kon zorgen.
Max noemde zijn pleegouders geen vader en moeder, maar Oom Al en tante Lies. Ze vertelden hem dat zijn eigen moeder nog leefde en hem zou komen halen. nooit hebben ze een poging gedaan hem tot het katholicisme te bekeren. Ze zeiden: als je achttien bent moet je zelf maar beslissen wat je wilt zijn. Ze maakten geen verschil tussen katholieke, protestanten of Joden of tussen mensen van verschillende afkomst.
Op een dag kwam de vrouw van een NSB’er, die een paar huizen verder woonde, bij Lies Micheels om haar te waarschuwen: “Ze hebben bij Hellebrand een inval gedaan, doe Max weg.” Max was eerder bij deze familie Hellebrand ondergedoken geweest. Blijkbaar had ze het al die tijd geweten dat er een Joods kind bij Micheels woonde, maar had hen niet verraden. Dochter Fien was al met Max het korenveld ingegaan. In een greppel bij de spoorbaan hebben ze liggen wachten tot de kust weer veilig was.
Na de oorlog kon Max weer herenigd worden met zijn moeder. De relatie van Max, zijn moeder en grootmoeder met de familie Micheels is altijd heel hartelijk gebleven. Max ging elke vakantie totdat hij achttien was, heel graag naar zijn pleegfamilie in Limburg.
De onderscheiding voor Alex Micheels en Anna Maria Elisabeth Josephina Micheels-Kemp werd in ontvangst genomen door hun dochter mevrouw Fien Micheels.
Alex Micheels en Anna Maria Elisabeth Josephina Micheels-Kemp krijgen de titel ‘Rechtvaardigen onder de Volkeren’. Hun namen zullen voor altijd gebeiteld staan in de Eremuur van Yad Vashem te Jeruzalem.
Meld u aan en doe mee in het ZO-NWS Parkstad Opiniepanel!
Via het opiniepanel kunt u uw mening geven over allerlei actuele en relevante onderwerpen. ZO-NWS gebruikt uw meningen en adviezen voor journalistieke uitingen. Ook kunnen de uitkomsten van het panel gebruikt worden in onze radio- en televisie-uitzendingen. Iedereen die in de regio Parkstad Limburg woont en 18 jaar of ouder is, kan zich hier aanmelden.
-----
Heb jij een nieuwstip voor onze redactie of een opmerking?
Stuur ons een e-mail, vul het contactformulier in, of stuur een bericht naar onze Whatsapp: 06-11 31 96 64.